Terug naar vorige
Aan de belanghebbende, die in een procedure geheel of gedeeltelijk gelijk krijgt, kan een vergoeding worden gegeven voor de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Terug naar vorige
Aan de belanghebbende, die in een procedure geheel of gedeeltelijk gelijk krijgt, kan een vergoeding worden gegeven voor de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Deze vergoeding wordt in beginsel forfaitair bepaald. Dat gebeurt door per proceshandeling punten toe te kennen. Deze punten worden vermenigvuldigd met een vast bedrag per punt. De vergoeding wordt vervolgens vermenigvuldigd met een factor die afhankelijk is van het gewicht van de zaak. De factor varieert van 0,25 voor een zeer lichte zaak tot 2 voor een zeer zware zaak. De gemiddelde wegingsfactor is 1.
Tot 1 juli 2021 was de waarde per punt in beroep en in hoger beroep volgens het Besluit voor alle zaken hetzelfde. Alle gevallen, die in aanmerking kwamen voor een vergoeding van kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand, werden door de besluitgever bij de vaststelling van de waarde per punt ter berekening van die vergoeding als gelijke gevallen beschouwd. Met ingang van 1 juli 2021 geldt een bedrag van € 541 per punt voor bepaalde procedures inzake de Wet WOZ en de Wet bpm. In andere zaken bedraagt de waarde per punt € 759. Sinds 1 juli 2021 wordt derhalve onderscheid gemaakt tussen verschillende procedures.
Volgens de Hoge Raad zijn gevallen, die tot 1 juli 2021 als gelijke gevallen werden beschouwd, sindsdien nog steeds als gelijke gevallen te beschouwen. Voor het gemaakte onderscheid bestaat geen objectieve en redelijke rechtvaardiging. De reden voor het gemaakte onderscheid is gelegen in de inzet van no-cure-no-pay-bureaus bij procedures op het gebied van de Wet WOZ en de bpm. De vrees bestond dat de verhoging van de proceskostenvergoeding zou leiden tot een groter beroep op de bestuursrechter door no-cure-no-pay-bureaus. Daarom is besloten de voorgestelde algemene verhoging van de waarde per punt met 40% niet te laten gelden voor zaken betreffende de Wet WOZ en de bpm.
Volgens de Hoge Raad biedt de vrees voor een groter beroep op de bestuursrechter geen steun aan de keuze van de besluitgever om de verhoging van de waarde per punt uit te sluiten voor een deel van de procedures. Volgens de Nota van toelichting is het streven om het aantal bestuursrechtelijke procedures te beperken en onnodige juridisering te vermijden juist de reden geweest om de proceskostenvergoedingen in andere categorieën bestuursrechtelijke procedures te verhogen.
Vanwege strijd met het discriminatieverbod van de Grondwet geldt in alle bestuursrechtelijke procedures een waarde van € 759 per punt.