Accountantskantoor Timmer

Stand van zaken rechtsherstel box 3

HomeAccountancy NieuwsStand van zaken rechtsherstel box 3

Terug naar vorige

De staatssecretaris van Financiën heeft vragen van de vaste commissie van Financiën van de Eerste Kamer over de stand van zaken van het rechtsherstel box 3 en van het toekomstige stelsel in box 3 beantwoord. De vragen zijn gesteld naar aanleiding van eerdere brieven van de staatssecretaris.

Een van de vragen is of het technisch gezien haalbaar is om een eenvoudige vermogensbelasting van X% over het vermogen, met een forse vrijstelling achter de hand te hebben als plan B. In de brief van 20 september 2024 is aangegeven dat onderzocht wordt welke alternatieven voor box 3 per 1 januari 2027 ingevoerd kunnen worden. De staatssecretaris verwacht de uitkomsten van dit onderzoek voor het einde van het jaar te kunnen delen.

De staatssecretaris deelt de opvatting dat veel belastingplichtigen een juridische uitkomst van de procedure bij de Hoge Raad, waarbij geen rechtsherstel wordt geboden aan de niet-bezwaarmakers, onrechtvaardig zullen vinden. Op de vraag in hoeverre een dergelijke uitkomst leidt tot aantasting van de belastingmoraal, heeft de staatssecretaris geen antwoord. Wel is gebleken dat belastingplichtigen (en hun gemachtigden) menen tegen elke belastingaanslag bezwaar te moeten maken om verlies van rechten te voorkomen. Dat is een onwenselijke ontwikkeling. De staatssecretaris verwijst naar het onderzoek, dat wordt gedaan naar een nieuw formeelrechtelijk heffingssysteem (direct aanpassen). Dat systeem zal echter geen invloed hebben op de situatie van de niet-bezwaarmakers.

Het kabinet heeft in 2022 toegezegd dat alle niet-bezwaarmakers met box-3-inkomen over de jaren 2017-2020 aanspraak kunnen maken op rechtsherstel, mocht de Hoge Raad de belastingplichtigen in de ‘massaal bezwaar plus-procedure’ in het gelijk stellen. De kans daarop acht de staatssecretaris gering, gezien het duidelijke eerdere arrest van de Hoge Raad.

De nettovastgoedbijtelling in box 3 moet de economische waarde van de beschikbaarheid voor gebruik van een onroerende zaak benaderen. Deze forfaitaire bijtelling is juridisch kwetsbaar wanneer de huurwaarde in enig jaar lager is. Daarom is de keuze gemaakt voor een lage brutohuurwaarde. Het kabinet is van mening dat de vastgoedbijtelling zorgvuldig is vastgesteld, verdedigbaar is en niet onredelijk uitwerkt voor belastingplichtigen.

De bezitter van een onroerende zaak in box 3 kan ervoor kiezen om deze al dan niet te verhuren. Eigen gebruik van een niet verhuurde onroerende zaak heeft voor de bezitter economisch gezien een waarde, die gelijk is aan de huur die hij in een open markt zou kunnen ontvangen. In een economisch neutraal belastingstelsel, dat huurinkomsten belast, dient ook de huurwaarde te worden belast.