Terug naar vorige
Na het indienen van een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heef het UWV een loonsanctie aan de werkgever opgelegd. De werkgever heeft niet alle onderdelen van het re-integratieverslag tijdig aangeleverd. Na de ontvangst van alle benodigde onderdelen van het re-integratieverslag heeft het UWV de eerder opgelegde loonsanctie bekort. De werknemer is het daarmee niet eens en is een procedure tegen het UWV gestart.
In de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter heeft het UWV een inhoudelijk kader neergelegd voor de beoordeling van de vraag of werkgever en werknemer in redelijkheid konden komen tot de re-integratie-inspanningen, die zijn verricht. Volgens de Beleidsregels staat bij de beoordeling het bereikte resultaat voorop. Van een bevredigend resultaat is sprake bij een (gedeeltelijke) werkhervatting, die aansluit bij de mogelijkheden van de werknemer. Volgens vaste rechtspraak is voor een bekorting van een loonsanctie vereist dat voldoende inspanningen zijn geweest, gericht op het bereiken van een bevredigend resultaat. Dat resultaat hoeft niet bereikt te zijn.
De rechtbank merkt op dat de werknemer met het ingestelde beroep niet kan bereiken dat de bekorting van de loonsanctie ongedaan wordt gemaakt. Dit volgt uit de Wet WIA. Dat betekent echter niet dat de werknemer geen belang heeft bij een beoordeling door de bestuursrechter van het besluit van het UWV dat de werkgever niet in zijn re-integratie-inspanningen is tekortgeschoten. Dat belang kan zijn gelegen in een aanspraak op eventuele schadevergoeding.
De rechtbank is, anders dan het UWV, van oordeel dat de re-integratie-inspanningen van de werkgever onvoldoende zijn geweest. De rechtbank verwijt de werkgever dat hij niet duidelijk heeft kunnen maken wat de precieze functie-inhoud van de werknemer was. Voor een geslaagde re-integratie in spoor 1 is van cruciaal belang dat er duidelijkheid bestaat over de aard en de omvang van het eigen werk. Aan de hand van een actuele functiebeschrijving kan worden beoordeeld of re-integratie in de eigen functie mogelijk is en welke aanpassingen daarvoor nodig zijn. De onduidelijkheid over de inhoud van de functie heeft een belangrijke rol gespeeld bij het vastlopen van het traject in spoor 1.
Volgens de rechtbank heeft dat ook de re-integratie in spoor 2 negatief beïnvloed. De rechtbank vindt in het dossier geen aanwijzingen dat het niet slagen van spoor 2 de werknemer valt aan te rekenen. Gezien het directe verband met de mislukte re-integratie in spoor 1 is de rechtbank van oordeel dat het aan de werkgever is te wijten dat de re-integratie in spoor 2 niet is geslaagd.
Het UWV heeft ten onrechte de opgelegde loonsanctie bekort.