Terug naar vorige
Nota naar aanleiding van verslag Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024
Een van de op Prinsjesdag ingediende wetsvoorstellen betreft de Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024. De staatssecretaris van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het verslag naar de Tweede Kamer gestuurd. In de nota gaat de staatssecretaris in op vragen van de diverse fracties in de Kamer. Het kabinet verwacht dat ook met deze maatregelen reële bedrijfsoverdrachten mogelijk blijven zonder dat de continuïteit van de onderneming in gevaar komt. De voorgestelde maatregelen zijn bedoeld om de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten doelmatiger en beter uitvoerbaar te maken en minder aantrekkelijk voor onbedoeld gebruik. Het wetsvoorstel bevat zes maatregelen.
Aan derden verhuurde onroerende zaken tellen niet mee als ondernemingsvermogen in het kader van een bedrijfsopvolging.
De 5%-doelmatigheidsmarge voor beleggingsvermogen vervalt.
Bedrijfsmiddelen, die zowel privé als zakelijk worden gebruikt, kwalificeren slechts als ondernemingsvermogen voor zover deze in de onderneming worden gebruikt.
De dienstbetrekkingseis in de doorschuifregeling van een aanmerkelijk belang vervalt.
Bij schenking van een aanmerkelijk belang of van een onderneming geldt een minimumleeftijd van 21 jaar voor de verkrijger.
De grens voor de vrijstelling van 100% van het ondernemingsvermogen gaat van € 1,2 naar € 1,5 miljoen. De vrijstelling boven deze grens daalt van 83% naar 70% (bij amendement aangepast naar 75%).
In het Belastingplan 2025 zullen nog drie maatregelen worden opgenomen. Deze moeten nog worden uitgewerkt. Vanwege de budgettaire gevolgen is er niet voor gekozen om de in het huidige wetsvoorstel opgenomen maatregelen uit te stellen tot dat moment.
Voor de bedrijfsopvolgingsregeling gelden bezits- en voortzettingseisen. Deze eisen zijn bedoeld om oneigenlijk gebruik te voorkomen. De regeling is niet bedoeld voor de koop van (aandelen in) een onderneming, direct gevolgd door een schenking of vererving daarvan en vervolgens een eventuele verkoop aan derden. Er geldt een bezitseis van minimaal een jaar bij vererving en van minimaal vijf jaar bij schenking van (aandelen in) een onderneming. De opvolger moet de verkregen onderneming ten minste vijf jaar voortzetten. De voorwaardelijke vrijstelling van de BOR wordt definitief als aan de voortzettingstermijn is voldaan.
Het kabinet wil door aanpassing van de wet- en regelgeving ervoor zorgen dat meer wijzigingen en herstructureringen gedurende de bezits- en voortzettingstermijn mogelijk zijn dan nu het geval is.