Terug naar vorige
Naar aanleiding van de bevindingen van een boekenonderzoek bij een autohandelaar heeft de Belastingdienst een navorderingsaanslag inkomstenbelasting opgelegd over het jaar 2015. De administratie van de handelaar voldeed niet aan de daaraan gestelde eisen. Zo werd er geen deugdelijke kasadministratie gevoerd. Een chronologische vastlegging van inkomsten en uitgaven ontbrak, evenals een periodieke vastlegging van het kassaldo. Verkoop- en inkoopfacturen werden niet bewaard. Dat gold ook voor stortingsbewijzen van contanten.
De autohandelaar bestreed niet dat de administratie niet voldeed en dat hij niet de vereiste aangifte over 2015 heeft gedaan. De inspecteur heeft de navorderingsaanslag gebaseerd op een schatting van de winst. Naar het oordeel van Hof Den Haag heeft de inspecteur zijn schatting voldoende onderbouwd met de constatering dat contante stortingen op de bank zijn gedaan en met het resultaat dat is behaald met contante in- en verkopen. De autohandelaar is volgens het hof niet geslaagd in het door hem te leveren bewijs dat de omzetcorrectie niet juist is. De schatting van de inspecteur is redelijk, aldus het hof.
Het hof is van oordeel dat de inspecteur terecht een vergrijpboete heeft opgelegd aan de autohandelaar. Hem kan grove schuld worden verweten, omdat hij niet regelmatig administratie heeft gevoerd van zijn ondernemingsactiviteiten, contante stortingen op de bank heeft gedaan waarvan hij de herkomst niet afdoende heeft kunnen verklaren en een positief resultaat heeft behaald met contante in- en verkopen. Gelet op de omvang van de aan het licht gekomen geldstromen moet de handelaar hebben geweten dat zijn aangifte IB 2015 niet juist kon zijn en dat als gevolg daarvan voor 2015 te weinig belasting zou worden geheven.
Het hof heeft het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ongegrond verklaard.