Terug naar vorige
De belastingheffing in box 3 blijft de gemoederen bezighouden. Nadat de Hoge Raad in het zogenaamde kerstarrest van 24 december 2021 heeft geoordeeld dat het systeem van heffing, zoals dat sinds 2017 gold, in strijd is met het EVRM, heeft de politiek getracht de zaak te redden met eerst het Besluit rechtsherstel box 3 en vervolgens de Wet rechtsherstel box 3. Deze wet is op 28 december 2022 met terugwerkende kracht in werking getreden. Inmiddels ligt er een aantal zaken bij de Hoge Raad. De Advocaat-generaal (AG) bij de Hoge Raad heeft in enkele zaken een conclusie genomen.
Een van de zaken betreft een uitspraak van Hof Den Bosch. In die zaak heeft het hof vastgesteld dat het Besluit rechtsherstel box 3 voor de belanghebbende niet leidt tot een lager voordeel uit sparen en beleggen dan de wettelijke regeling. In dat geval geldt volgens het Besluit en de Wet rechtsherstel het oorspronkelijk vastgestelde voordeel uit sparen en beleggen. Het werkelijk door de belanghebbende behaalde rendement was lager dan het vastgestelde voordeel uit sparen en beleggen. Daarom moet aan de belanghebbende een op rechtsherstel gerichte compensatie worden geboden, overeenkomstig het kerstarrest.
De staatssecretaris van Financiën is het niet eens met deze uitspraak en heeft beroep in cassatie ingesteld. Volgens de staatssecretaris is het oordeel van het hof niet in overeenstemming met de Wet rechtsherstel box 3. De AG beaamt dat, maar constateert dat het oordeel wel in overeenstemming is met het recht. Gelet op het kerstarrest en de omstandigheid dat het voordeel uit sparen en beleggen hoger is dan het werkelijk behaalde rendement, leidt het forfaitaire stelsel tot een EVRM-schending. Het hof heeft daarom terecht een op rechtsherstel gerichte compensatie verleend.
De AG merkt op dat hij in de parlementaire geschiedenis van de Wet rechtsherstel geen sluitende juridische redenering heeft kunnen vinden waarom bij belastingplichtigen, van wie het voordeel uit sparen en beleggen niet lager wordt vastgesteld door toepassing van deze wet, geen sprake meer zou zijn van een schending van het EVRM.
De AG concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.