Accountantskantoor Timmer

Conclusie A-G over beperking kapitaalverkeer en buitenlandse belegggingsinstelling

HomeAccountancy NieuwsConclusie A-G over beperking kapitaalverkeer en buitenlandse belegggingsinstelling

Terug naar vorige

Een naar Duits recht opgerichte beleggingsinstelling is in Duitsland subjectief vrijgesteld van winstbelasting. De beleggingsinstelling ontvangt dividend uit Nederland, waarop dividendbelasting is ingehouden. De verzoeken om teruggaaf van ingehouden dividendbelasting zijn door de Belastingdienst afgewezen. De verzoeken hebben betrekking op de jaren 2006 tot en met 2014. In de jaren 2006 en 2007 gold voor in Nederland gevestigde fiscale beleggingsinstellingen (fbi’s) een teruggaafregeling voor ingehouden dividendbelasting. Hof Den Bosch is van oordeel dat de Duitse beleggingsinstelling in die jaren niet vergelijkbaar is met fbi’s. Dat betekent dat de Duitse beleggingsinstelling geen recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting.

Met ingang van 2008 geldt voor fbi’s een afdrachtvermindering in plaats van de teruggaafregeling. Het hof is van oordeel dat in die jaren sprake is van een beperking van het vrije kapitaalverkeer doordat een fbi wel, maar een buitenlandse beleggingsinstelling niet in aanmerking komt voor deze regeling. De uitspraak van het hof wijkt af van een arrest van de Hoge Raad uit 2021. De Advocaat-generaal bij de Hoge Raad (A-G) concludeert dat het oordeel van het hof over de beperking van het kapitaalverkeer onvoldoende gemotiveerd is.

Het hof heeft verder geoordeeld dat de Duitse beleggingsinstelling niet vergelijkbaar is met een fbi. Een fbi is verplicht zijn beleggingswinsten uit te delen aan de participanten. Deze uitkeringen zijn bij de participanten belast. Deze dooruitdelingseis geldt niet voor de Duitse beleggingsinstelling.

De A-G concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie van de beleggingsinstelling. De staatssecretaris van Financiën heeft incidenteel beroep in cassatie ingesteld. Omdat het principale beroep in cassatie ongegrond is, vervalt het incidentele beroep in cassatie. De A-G geeft de Hoge Raad in overweging in zijn arrest te benoemen dat desondanks de klachten in het incidentele beroep gegrond zijn.