Terug naar vorige
De staatssecretaris van Financiën heeft vragen die in 2018 zijn gesteld over een besluit inzake de toepassing van de eigenwoningregeling bij partners beantwoord.
Terug naar vorige
De staatssecretaris van Financiën heeft vragen die in 2018 zijn gesteld over een besluit inzake de toepassing van de eigenwoningregeling bij partners beantwoord.
Het besluit hangt samen met de per 1 januari 2018 gewijzigde omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen. Voor mensen die op of na 1 januari 2018 in het huwelijk treden of zijn getreden geldt een beperkte gemeenschap van goederen in plaats van de tot en met 31 december 2017 geldende algehele gemeenschap van goederen. Via het opstellen van huwelijksvoorwaarden kan een afwijkend regime worden gekozen.
Volgens de staatssecretaris is het besluit primair voortgevloeid uit de wijzigingen in de eigenwoningregeling per 1 januari 2013. De eigenwoningregeling blijkt in bepaalde gevallen niet tot de gewenste uitkomst te leiden, met name wanneer één of beide fiscale partners een eigenwoningreserve of een bestaande eigenwoningschuld heeft of hebben en zij vervolgens gezamenlijk een eigen woning aankopen en financieren. Het voornemen bestaat om de regeling met ingang van 1 januari 2022 te wijzigen.
Het besluit bevat een goedkeuring voor de toepassing van de bijleenregeling in situaties waarin een deel van de schuld niet als eigenwoningschuld wordt aangemerkt, terwijl het bedrag van de eigenwoningreserve wel volledig wordt ingezet voor financiering van de gezamenlijke woning. Daarnaast ziet het besluit op de situatie waarin een onder het overgangsregime vallende bestaande eigenwoningschuld niet volledig kan worden voortgezet omdat de fiscale partner, die pas na 1 januari 2013 een eigen woning verkrijgt, onder het aflossingsregime valt. Dit kan bij fiscale partners in bepaalde gevallen tot een niet-beoogde aftrekbeperking leiden. Het besluit biedt hiervoor een oplossing.
In het beleidsbesluit zijn in de goedkeuring de toepassing van de bijleenregeling en de toepassing van het overige eigenwoningverleden aan elkaar gekoppeld. Bij de eventuele beëindiging van het fiscale partnerschap en aankoop van een nieuwe woning moet de overnemende partner rekening houden met de helft van het eigenwoningverleden terwijl hij hier mogelijk deels geen voordeel van heeft gehad. Het is aan de fiscale partners om de voordelen van de goedkeuring in het besluit – geen beperking van de renteaftrek en een hogere eigenwoningschuld waarvan mogelijk een deel aflossingsvrij – af te wegen tegen het eventuele nadeel van overname van de helft van het eigenwoningverleden. Bij de voorgenomen codificatie van het besluit zijn de genoemde koppeling en de eventueel daarmee samenhangende nadelen niet langer aan de orde.