Terug naar vorige
Het gelijkheidsbeginsel houdt in dat gelijke gevallen door een bestuursorgaan, zoals de Belastingdienst, gelijk dienen te worden behandeld. Ongelijke behandeling van gelijke gevallen is alleen toegestaan als daarvoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. Er is sprake van gelijke gevallen als belastingplichtigen rechtens en feitelijk in vergelijkbare omstandigheden verkeren. Dat doet zich voor als de feitelijke omstandigheden, die relevant zijn voor de regels die de aanleiding zijn voor de ongelijke behandeling, vergelijkbaar zijn. Van rechtens gelijke gevallen is sprake indien op de belastingplichtige dezelfde regels van toepassing zijn als op de belastingplichtigen waarmee wordt vergeleken.
De arbeidskorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen, die arbeidsinkomen genieten. Arbeidsinkomen is het totale bedrag dat een belastingplichtige geniet uit tegenwoordige arbeid. Inkomsten uit de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) worden aangemerkt als loon uit vroegere arbeid. Een WGA- of WIA-uitkering is dus geen grondslag voor de berekening van de arbeidskorting. Wanneer de uitkering wordt doorbetaald door de werkgever, mag over de uitkering wel de arbeidskorting worden berekend. Dat is begunstigend beleid dat is opgenomen in het Handboek Loonheffingen van de Belastingdienst.
Hof Den Haag is van oordeel dat iemand die een WGA-uitkering direct van het UWV ontvangt, nadelig wordt behandeld ten opzichte van iemand die zijn uitkering via de werkgever ontvangt. Dat is in strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat er geen objectieve en redelijke rechtvaardigingsgrond bestaat voor de ongelijke behandeling. Volgens het hof heeft de belanghebbende recht op toekenning van de arbeidskorting over zijn WGA-uitkering.